(Uit: Groningsche Volksalamanak 1903)
Het bedrijf van de scheper duurt ieder jaar 365 dagen.
De schrale bodem van Westerwolde leverde beter en geschikter voedsel voor het schaap dan voor het rund. De mest uit de schaapskooi was voor de boer onontbeerlijk, de wol leverde de grondstof voor zijn kleding.
Bij duizenden werden ze dan ook gehouden, de kleine langstaarten, en vaak heeft de muziek van hun klokken de poëzie van het landschap verhoogd. Gehuld in zijn lange mantel, voorzien van zijn herdersstaf - zijn schup - en gevolgd door zijn trouwe hond met de onveranderlijke naam van Siep, Sito, Loos of Tee, trekt de scheper 's morgens omstreeks 10 uur met ze te velde.
Op 't geluid van de hoorn van de scheper zetten de boeren de hokken open en steeds groter wordt de kudde.
Zodra het veld is bereikt en de schapen zich verspreiden, begint de herder zijn breiwerk, nu en dan onderbroken door een hartig woordje tot de kudde en de hond en door de forse worp van een kluit aarde, waarmee hij op ongelooflijke afstanden de dieren weet in bedwang te houden.
Bij 't naar huis drijven kent ieder dier zijn hok en zelden zal er een in een ander verdwalen. Gebeurt dit toch een enkele maal, zijn merk, een gat of 'knag' in 't oor brengt hem weer terecht.
In de eerste helft van maart krijgt hij hulp. Tot 't laatst van april worden de meeste lammeren geboren en dan dient er een afzonderlijke 'ooijen-scheper' benoemd, die de moederschapen 's middags voor enige tijd naar huis drijft om de lammeren te zogen.
Zodra de jongen mee te velde kunnen gaan, is hij weer alleen en maakt studies over het weer: als bijv. de hamels zich stoten komt er onveranderlijk regen, hij bezweert adders en de gevolgen van hun beet of beweegt zich op geneeskundig gebied, waarin hij langzamerhand een hele baas is geworden.
Is hij ongehuwd, dan eet hij bij de boeren rond. Meestal weet hij, ofschoon zijn bezoldiging gering is, een spaarpot aan te leggen en enig grondbezit te verwerven. In dat geval bezorgen de boeren zijn land.
In 't laatst van mei of begin juni, wanneer de scheper mooi weer verwacht, roept hij de boeren bijeen en er wordt een grote wasserij gehouden in een poel of een kolk van de Aa. Acht dagen later worden de schapen geschoren en de nijvere huisvrouw en jonge dochter spinnen gedurende de lange winteravonden de draad voor de vijfschacht of voor de kous, die de jongens breiden. Wie weet hoe menigmaal een vete, bloedig uitgevochten op Weddermarkt, haar oorsprong vond in dergelijk spinmaal, en of de rechter niet dikwijls de draad vond bij de spinster.
Dergelijke toestanden hebben waarschijnlijk met enkele kleine wijzigingen honderden jaren in Westerwolde bestaan en de herinnering aan veel daarvan leeft nog bij de ouden van dagen.
Nog meer historie?